Homilie voor de derde zondag in de vastentijd
Ex 17, 3-7
Joh 4, 5-42
Wat een lang Evangelieverhaal vandaag! En hoe gepast voor deze tijd van het jaar: de vastentijd. En is het u opgevallen? Het gaat voortdurend over dorst en honger en eten en drinken. En toch is er in het hele verhaal niemand die een hap eet of een slok drinkt. Jezus niet, de leerlingen niet. En ook de Samaritaanse vrouw niet: ze laat haar kruik staan.
Er wordt niet gegeten of gedronken. Misschien is dat de beste aanwijzing dat dit verhaal eigenlijk niet over eten en drinken gaat. Net zomin als het verhaal uit Exodus echt gaat over water in de woestijn. Beide verhalen stellen een diepere vraag. Een vraag die ook wij delen, zeker in deze veertigdagentijd: wie is God voor ons? En is Hij werkelijk in ons midden?
Want een mens durft daar wel eens aan te twijfelen. Zeker wanneer het leven tegenzit. En wanneer het aanvoelt als een woestijn. We kennen allemaal mensen die door de woestijn gaan. Als we er zelf al niet inzitten. Een paar weken geleden was ik in de Antwerpse gevangenis, waar ik stage loop. Ik bezocht er een man op cel die al maanden vastzat, in voorhechtenis. Nog geen vonnis. Onzeker over hoelang hij daar nog zou zitten. Zijn werk was hij kwijt. Zijn vader was aan kanker gestorven. En zijn pasgeboren kind had hij nog nooit gezien. Een schrijnend verhaal. "Als ge dat allemaal hoort, pastor, hoe kunt ge dan nog geloven? Waar is die God van u?" Ik kan u verzekeren: op zo'n momenten durf ik zelf ook wel eens twijfelen: is Hij echt in ons midden?
Ik kan het de Samaritaanse vrouw dan ook niet verwijten dat ze aarzelt in Jezus de messias te herkennen. Want ook zij zit in de woestijn. Ga maar eens na: een Samaritaanse, dus bij de Joden niet geliefd. Een vrouw ook, in tijden die al niet echt vrouwvriendelijk waren. En dan nog een overspelige. Het is niet voor niets dat ze de waterput bezoekt op het heetst van de dag, als ze zeker is dat ze er niemand zal treffen die haar kan afkeuren, veroordelen of over haar kan roddelen. Ze is alleen, eenzaam. Leeg als haar waterkruik. En net dan ontmoet ze die vreemde Jood, die haar om water vraagt. Zou die arme sukkelaar de messias zijn? En zou Hij redding brengen voor haar? Levend water waarvan ze nooit meer dorst krijgt? Op basis van haar ervaring is enige twijfel op zijn plaats. Ja, ze gelooft wel. Maar geloof, dat is iets voor de berg waar de Samaritanen hun ver verwijderde god vereren. Of de tempel in Jeruzalem voor de Joden. Maar God, die zit toch niet om water te vragen aan de put op het middaguur?
En dat volk van Israel, veertig jaar in de woestijn. Ze hadden Mozes de Rietzee zien splitsen, ok, maar sindsdien was het fameus bergaf gegaan. Weg was de kolom van vuur. Weg teken van uiterlijke macht van Jahwe. In de plaats kwam leegte en ontbering. Waar is die God nu?
Twijfel is het kleine zusje van geloof. Niet dat we onze menselijke vraagtekens moeten ophemelen: ze zijn geen waarde op zich. Maar als het goed zit, kan onze twijfel ons wel op weg zetten: van een uiterlijk en oppervlakkig geloof naar een innerlijk en doorleefd geloof.
Want in de woestijn van onze vragen, mogen we soms, heel soms, even plots als onverwacht, proeven van die bron van levend water die God voor ons wil zijn. Als we ervoor open staan en met de juiste ogen kunnen kijken. Dat lukt ons niet altijd. En we kunnen het niet alleen. We hebben er God zelf voor nodig, die ons uitnodigt - niet om onze miserie te vergeten of te ontkennen, maar om met een ander perspectief te kijken.
Soms is het een ontmoeting die ons dat perspectief geeft. Zoals de ontmoeting van de Samaritaanse met Jezus. Die maakte God, die ze alleen uitwendig van de grote verhalen kende, menselijk en concreet. Het stond haar toe haar geloof te doorleven. En door te geven.
Met de man in de gevangenis gaat het ondertussen wat beter. Hij heeft werk als fatik op de gang: hij bedeelt dagelijks de soep. Op zondag leest hij het Evangelie in het Pools. En aan zijn celmuur hangt de foto van zijn vrouw en dochtertje. Ze kwamen voor het eerst op familiebezoek. De ontmoeting met dat kleine kindje heeft zijn leven veranderd. Hij zit nog steeds tussen dezelfde vier muren. Maar hij is een ander mens.
Andere mensen worden, groeien van twijfel naar ontmoeting. Van vraag naar uitroepingsteken. Moge deze vastentijd ons daartoe helpen. Ik wens het U allen van harte.