DISCLAIMER: deze bijdrage gaat niet over inhoud, maar over stijl.
De voorbije dagen kreeg kersvers aartsbisschop Jozef De Kesel nagenoeg heel “weldenkend” Vlaanderen over zich heen. Aanleiding was een quote uit een interview in de weekend-editie van het Belang van Limburg. In de context van een reeks vragen over pluralisme in onze samenleving antwoordde De Kesel op de onvermijdelijke vraag van Indra Dewitte over abortus en euthanasie het volgende:
“Ik kan verstaan dat iemand met een seculiere levenshouding daar geen probleem mee heeft. Maar vanuit mijn geloof is het niet evident. Ik vind dat ik dat mag zeggen en meer nog: ik denk dat we ook op institutioneel niveau het recht hebben om te beslissen dat we dat niet doen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan onze ziekenhuizen. Je bent niet vrij om te kiezen als er maar één keuzemogelijkheid is.”
En toen ontplofte het internet. Of althans de Vlaamse variant.
Politici, LEIF artsen en experts allerhande ontwaakten maandagochtend in een staat van zelfverklaarde “shock” en verbijstering en struikelden over elkaar om de mening van de aartsbisschop af te keuren als “problematisch” of op zijn minst “merkwaardig”. Al te haastig werd geconcludeerd dat de kerk zich “boven de wet verheft” en dat de suggestie van De Kesel rond institutionele vrijheid een “denkfout” zou zijn, in strijd met de “duidelijke” euthanasiewetgeving. Als ware Don Quichotes trokken de tenoren van de dag opnieuw ten strijde tegen de windmolen van een kerkelijk machtsinstituut dat in de feiten al lang niet meer bestaat.
Vergeef me dat ik me hier niet uitlaat over het euthanasiedebat, noch over het feit dat de juridische “denkfout” in kwestie daags nadien toch vooral bij de critici van het eerste uur bleek te liggen (een feit dat naar gewoonte vakkundig werd begraven in de opiniesectie van ’s lands media en voor het overige consequent werd doodgezwegen in nieuwe commentaarstukken). Dat alles behoort immers helaas tot de orde van de dag voor wie de berichtgeving rond kerkelijke standpunten een beetje volgt.
Wat me wel bijblijft uit de mediastorm is een quote van Vlaams volksvertegenwoordigster Ann Brusseel (Open VLD), die de Kerk de vermetele hoop toedichtte “dat ze de wens van zovelen om zonder onnodig lijden te sterven ongedaan (zou kunnen) maken” en maar meteen besloot dat de tot voor kort als minzame, rustige en vooral genuanceerd en modern geldende mgr De Kesel een “antipathiek klootzakje” was. Sic. Een sneer voor het hoofd van één van ’s lands erkende godsdiensten zoals je die misschien verwacht in de commentaarsectie van een populaire krant, maar niet uit de mond van een verkozene des volks die ook lid is van een regeringspartij. Een publieke terugfluiting of excuses volgden echter allerminst. Integendeel: de openbare omroep kon de quote zo smaken dat hij tot op heden de titel is van de artikelenreeks over het onderwerp op de website van de VRT redactie. Een statement dat kan tellen, daags voordat diezelfde redactie de taak op zich neemt ook de levensbeschouwelijke programma’s op het openbare net te gaan verzorgen.
Dit alles zou makkelijk naar de zolder van de anecdotiek kunnen worden verwezen, ware het niet dat dergelijke politieke uitlatingen en de gretigheid waarmee ze door de pers verwelkomd worden toch een stijlbreuk inhouden met het verleden.
Nog niet zo lang geleden begon of eindigde iedere rechtgeaarde liberaal immers zijn of haar kritiek op kerkelijke standpunten met een variant op de bekende quote die (historisch onterecht) wordt toegeschreven aan Voltaire: “ik ben het grondig oneens met Uw standpunt, maar ik zal altijd Uw recht verdedigen om het te verkondigen”. Hoewel vaak veeleer een formele lippendienst aan de idealen van de verlichting, stemde het opduiken van die quote me altijd hoopvol, misschien naïef, dat er nog steeds sprake was van een pluralistisch debat, een grote en voortdurende dialoog tussen de levensbeschouwingen. Want zolang meningen nooit “fout” of “verboden” zijn en zolang mensen blijven luisteren en argumenteren, leeft de diversiteit en hebben ook minderheden recht van spreken.
Maar Voltaire hoor je steeds minder in het publieke debat. De stijl is harder geworden, bitsiger. Respect voor wie anders denkt, toch de basis van dialoog, is ver zoek. In de plaats komt de verbeten verdediging van nieuwe heilige huisjes. En de queeste voor de strafste quote op twitter en facebook.
Waarheidsgehalte: optioneel.
Rollen lijken wel omgekeerd: het machtsbastion van vorige eeuwen dat afwijkende meningen afdeed als ketterijen, is een voorzichtig nuancerende minderheid geworden (een rol die de huidige aartsbisschop alvast beter past). Terwijl het vacuum in de publieke opinie is overgenomen door seculiere prelaten die zich even intolerant tonen voor wat afwijkt van hun norm als hun klerikale voorgangers uit een steeds verder verleden.
Dat politici hun argumenten en dossierkennis inwisselen voor populistische quotes, op zoek naar “five minutes of fame” op basis van de meest gevatte of meest brutale soundbyte, is een jammerlijk bijproduct van politiek in digitale tijden. De helaasheid der dingen. Zorgelijker vind ik het dat ook de vierde macht (de journalistiek) kritiekloos en zonder gedegen bronnenonderzoek meehuilt met de wolven in het bos, in een niet aflatende race om de eerste en de meest gelezen, of minstens de meest aangeklikte, te zijn. Want zo krijgt een ongeinformeerd en ondoordacht standpunt een publiek forum dat het niet verdient en wordt een fictie opeens feit omdat het aan ijltempo universeel wordt overgenomen. Dergelijke steekvlamjournalistiek bewijst de samenleving geen dienst. Ze stelt zich, uit gemakzucht of moedwillig, geheel ten dienste van een nieuwe ideologische eenheidsworst. Copy paste. Repeat.
De trieste conclusie is dat mgr De Kesel wel degelijk een fout beging in zijn interview met Indra Dewitte en Eric Donckier. Niet in de uiting van zijn mening over de rechten van een ziekenhuis, maar in zijn veronderstelling die er aan voorafgaat: “ik vind dat ik dat mag zeggen”. Blijkbaar is dat laatste niet langer een evidentie voor politiek en media vandaag.
Ongetwijfeld een bijzonder wrange vaststelling voor een theoloog en kerkleider die precies van dialoog met andersdenkenden in een seculiere context zijn waarmerk heeft gemaakt.